Staatssecretaris Bleker gelooft in sprookjes. Daarmee zit het huidige landbouwbeleid op verkeerd spoor. Steeds grotere bedrijven met steeds grotere machines, met veel bestrijdingsmiddelen en heel veel mest. Ja we produceren voor de wereldmarkt. Ons land produceert 5 keer meer dan we voor onszelf nodig hebben. Hoe zit dat? We importeren enorme hoeveelheden soja, fosfaat, copra, enz. Al die spullen gebruiken wij om onze 4 miljoen runderen, 12 miljoen varkens en 100 miljoen kippen te voeren. Daar komt héél veel mest bij vrij. Dat moeten de boeren wel op onze Nederlandse landerijen uitrijden. Er zijn, omdat die grote hoeveelheid mest zo schadelijk is voor het milieu en het grondwater, door Europa maxima gesteld aan de hoeveelheid mest, stikstof en fosfaat dat we uit mogen rijden. Nederland houdt zich daar niet aan en komt dus in conflict met Europa. Bleker probeert voor Nederland een uitzonderingspositie te verwerven. Wij hopen dat hem dat niet gaat lukken. Dan mijn eigen vak, de ecologie, het groenbeheer, het agrarisch natuurbeheer en het natuurbeheer. Wie ‘over de es heeft gewandeld, heeft dit voorjaar nauwelijks vogels gehoord. Geen kieviten, geen graspiepers en geen leeuweriken. Die zijn intussen allemaal dood of weggetrokken. Deze soorten hebben absoluut geen mogelijkheid te overleven bij het agrarische geweld dat ze over zich heen krijgen. De vogels van Zeegse hebben ook absoluut niets aan de twee weken bloei van de aardappels. De aardappels worden immers met gewasbeschermingsmiddelen, zeg maar gewoon gif, beschermd tegen de insecten, tegen schimmels en tegen virussen. Als er al een nest verscholen ligt, –van vogels die buiten de aardappel- en maïsvelden hun voedsel zoeken– wordt dat snel vermorzeld onder grote trekkerwielen of onder de aarde geschoven bij het aanaarden. Iedereen kan het zelf gaan bekijken. Er is nauwelijks meer leven in het buitengebied, geen onkruiden in de akkers, geen korenbloemen, geen papavers, geen fazanten en nauwelijks hazen. Wie geen gelegenheid heeft zelf te gaan kijken, kan genoeg betrouwbaar onderzoek vinden dat aantoont dat het agrarische buitengebied ecologisch stervende is. Dat is de tragiek van mijn vak en daar ben ik niet blij mee! Misschien is het een suggestie om eens met elkaar op excursie te gaan? Dan kunt u zelf vaststellen wie het hier bij het juiste eind heeft.

Ooit moest de boer (in Zeegse) met geweldige inspanning zijn akkertjes op de es voorzien van meststoffen (nutriënten). Door het verzamelen van nutriëntenrijke plaggen en de inzet van grote schaapskuddes voor de mest kon hij zichzelf en zijn familie amper voeden. Uiteindelijk mondde dit uit in de uitputting van de gemeenschappelijke gronden. “De veelbezongen paarse heidevelden van Drenthe behoren bij een periode waarin de Drentse veldgronden door te intensieve begrazing met schapen en runderen (vanaf de vijftiende eeuw) en door zeer intensief plaggen (vanaf de zeventiende eeuw) zeer sterk zijn uitgemergeld. Feitelijk is de paarse hei dus een landschap van overexploitatie, een landschap dat hoort bij de periode waarin boeren door markt en belastingdruk gedwongen zich genoodzaakt zagen om de natuurlijke draagkracht van het milieu ver te overschrijden. Omdat juist de struikheide en de dopheide in een dergelijk verarmd milieu het beste gedijen, ontwikkelde zich hier een zeer uitgestrekt, uniform en boomloos heidelandschap.” (Citaat uit het Drentse esdorpenlandschap van Theo Spek). Sinds de invoering van olie en kunstmest in het systeem is de gehele situatie veranderd. De eerst zo schrale Drentse landbouwgrond kon bruikbaar worden gemaakt voor de moderne landbouw. De intensieve landbouw met zijn bio-industrie doet zijn intrede. Sinds de jaren zestig is er sprake van een mestoverschot. De intensieve veehouderij met haar grote handelsbelangen veroorzaakt een uiteindelijk niet meer in de hand te houden overschot aan mest. Dit leidt in de jaren 80 tot het reguleren van de dierlijke mest. Eind jaren 90 werd de bestaande wet beperking varkens en pluimveehouderijen vervangen door het zgn. mineralen aangifte systeem (MINAS), met de bedoeling de verliezen van de mineralen stikstof en fosfaat naar de bodem te beperken. Het Europese Hof van Justitie vond dat de Nederlandse aanpak van het mestoverschot volstrekt te kort schoot. Er kwamen nog altijd veel te veel mineralen , vooral nitraat in het oppervlakte- en grondwater terecht. Om aan deze bezwaren tegemoet te komen kwam er in 2006 een nieuwe regeling in een poging deze problemen te verlichten. Maar een oplossing is er niet zo maar, omdat men de exportfunctie van de sector niet zo maar te grabbel wil gooien. Toch is de oorzaak van het probleem helder, er zijn simpelweg te veel dieren in een te klein land. Desondanks is de mineralenbenutting sterk toegenomen: in 1986 werd – op nationaal niveau gerekend – ruim de helft van de aangevoerde stikstof niet benut en in 2009 nog 35%. Voor fosfaat is de verbetering nog groter: van bijna 60% verlies in 1986 tot minder dan 30% tegenwoordig. Hoewel er zuiniger wordt omgegaan met mineralen, is volgens het LEI (Landbouw Economisch Instituut) het aandeel van de agrarische sector in de milieubelasting nog altijd veel te hoog. Er is een lichte daling van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen, maar de doelstellingen worden bij lange na niet gehaald. In 2013 dreigt er nu voor 23,5 miljoen kilo fosfaat in de mest geen afzetruimte te zijn en in de jaren wordt dit probleem nog groter, ook al is de laatste vijf jaar het kunstmestgebruik in Nederland als gevolg van het mestoverschot met de helft gedaald. Deze situatie kan alleen worden voorkomen door verlaging van het fosfaatgehalte van de mest en door vergroting van de afzet buiten de Nederlandse landbouw. Daartoe moeten snel vormen van mestverwerking worden ontwikkeld, die op een rendabele wijze een exportwaardig product opleveren. Aldus het LEI. Als deze opties niet worden gerealiseerd is een inkrimping van het vee door sterk stijgende kosten voor mestafvoer onvermijdelijk. Deze hele situatie is des te meer schrijnend omdat wereldwijd de voorraden fosfaat op korte termijn eindig zijn en de boeren in bijvoorbeeld Afrika lopen te schreeuwen om fosfaat voor hun landbouw terwijl wij nu nog met een geweldig overschot zitten.

Hans van der Lans en Hendrik Kaput