“De beheerders hebben ons behandeld als het afvalputje van de maatschappij”

ANLOO – Een bomkrater, een leeg getrokken bende en een rotzooi. Zomaar een aantal benamingen die men de afgelopen tijd heeft uitgesproken over Camping Anloo. Het failliet verklaarde vakantieterrein aan de rand van het gelijknamige dorp komt begin februari in opspraak als blijkt dat er gespeeld is met de elektriciteitsvoorziening. Dat veroorzaakt volgens de energiemaatschappij een onveilige situatie waardoor Enexis de energietoevoer naar de camping afsluit. Tot grote ontsteltenis van de permanente bewoners van de camping. Zij komen zonder stroom, water en riolering te zitten. Jarenlang gedoogt de gemeente deze permanente bewoning oogluikend, maar daar lijkt op dat moment een einde aan te komen. Waar het mis is gegaan voor Camping Anloo? “Bij de dood van Onke Broekema. Die oude Broekema zorgde goed voor onze camping. Sinds hij overleden is, is het compleet verloederd”, laat Tinus van Lunen weten. Eén van de bewoners die de Krant van Tynaarlo inschakelt omdat de bewoners het échte verhaal willen doen. Dat het een bomkrater zou zijn, daar zijn de meningen namelijk over verdeeld.

Dat het niet overal even netjes is, daar kunnen ze zich wel in vinden. “Op diverse plekken is het inderdaad een bende, maar dat komt omdat die mensen zelf ook niet heel netjes zijn. Ik heb af en toe ook blikken bier uit mijn heg moeten halen, omdat men het nodig vond die in mijn bosjes te dumpen. Als je echter naar ons chalet kijkt, ziet dat er volgens mij netjes uit”, vertelt Thea, de vrouw van Tinus. Een nuance lijkt inderdaad op zijn plaats, want op de camping zijn her en der mensen bezig hun vakantiestekje op te knappen, dan wel op te ruimen. Veel caravans staan nog te koop. Een enkeling is verkocht. Speeltuintjes zijn vergaan, maar desalniettemin blijkt het voor de bewoners een fijne plek om te wonen, mede dankzij de inzet van nette bewoners. “Henk Groenhof bijvoorbeeld. Hij is van 8:00 uur ’s ochtends tot 22:00 uur ’s avonds aan het opruimen op de camping. Hij probeert de camping weer netjes te maken. Ik weet zeker dat wanneer de nieuwe eigenaar een nieuw hulpje nodig heeft voor de camping, ze in hem de perfecte kandidaat hebben. Hij is zo begaan met de camping en hij ruimt dagelijks gedeeltes van de camping op”, vertelt Tinus.

Zestien jaar wonen ze op de camping, Tinus en Thea van Lunen. Ze kopen een stuk grond op Camping Anloo en bouwen daar een mooi chalet, waar ze tijdens hun pensioen van willen genieten. Het gaat immers goed met de camping en de toekomst ziet er rooskleurig uit. Tot het moment dat er nieuwe beheerders op de camping komen. “Sinds Alfred Meijer en Ron van Veen het beheer op zich namen is het langzaamaan verloederd”, vertelt Tinus. Thea vult hem aan: “Dat komt ook doordat de gemeente Aa en Hunze in samenwerking met de reclassering uitschot op de camping heeft geplaatst. Mensen met een rugzakje werden lukraak op de camping gedumpt. Ga maar op de camping wonen, zeiden ze dan.” Daardoor komt er volgens Thea een zorgelijke beweging op gang, die niet ten goede komt van de camping: “Een aantal individuen maakten er echt een ontzettende rotzooi van en omdat het beheer zich in geen velden en wegen liet zien, is dat steeds erger geworden. De laatste drie jaar is het heel hard bergafwaarts gegaan.”

In de loop der tijd gaat het niet alleen met de camping, maar ook met het echtpaar niet goed. Ze hebben psychische problemen: “Wij zijn allebei nog niet over de shock heen.” Ze hebben dan ook geen goed woord over voor de manier waarop ze door de gemeente zijn verplicht hun geliefde chalet en camping te verlaten. “Rond april, dan krijg je ook altijd die beelden te zien van de Tweede Wereldoorlog. Dat al die mensen de wagons in moesten. Daar deed het me aan denken.”, laat Tinus aangedaan weten. Zijn vrouw is het daar roerend mee eens: “Als een stel schapen zijn we het hok uitgejaagd waar de wolven voor stonden te wachten. Dat had echt wel op een charmantere manier gekund.”

Waar men ooit genoot van spelende kinderen, lekkere barbecues en een gezellig vakantieverblijf, is daar maar weinig meer van over in Anloo. Wat achterblijft zijn een aantal bewoners die weigeren te vertrekken: “Mijn vrouw is hier uit mijn woning getild. Ze moeten met een shovel komen, willen ze mij hier weg hebben”, zegt Arend Zweers. Hij woont inmiddels 11 jaar op de camping. Twee jaar geleden is zijn vrouw overleden, waardoor er een behoorlijke emotionele waarde aan zijn plekje op de camping in Anloo hangt: “Mijn vrouw en ik hebben de laatste dertig jaar altijd op campings gewoond. We hebben bijvoorbeeld in Vries en Zuidlaren gewoond en toen werd ons meegedeeld dat we naar Camping Anloo moesten gaan. Mijn vrouw is hier overleden en ik denk dat de enige manier is dat ik hier weg ga op dezelfde manier is als mijn vrouw.”

Harm Camstra zit ook bij de groep die we op woensdagmiddag spreken. Hij geeft aan al tijden niet gedoucht te hebben en laat vervolgens zijn pikzwarte handen zien: “Er is geen water, moet je eens naar mijn handen kijken. Het is verschrikkelijk, maar ik heb niets anders. Bovendien heb ik daar mijn stukje grond en mijn caravan. Dat is mijn plek. Al vijf jaar. Daar ga ik niet zomaar weg.”

Ze beamen allen het feit dat het ook allemaal niet even georganiseerd gaat op de camping op dat moment: “Ja, er werd geknoeid met het elektra. Iedereen had vanwege het gebrek aan beheer ook toegang tot het elektriciteitsnet. Zo konden ze doen en laten wat ze wilden. Aan de ene kant was het dus logisch dat het zo niet verder kon. De situatie was hopeloos”, vertelt Thea. Ze zien de toekomst dan ook nog steeds somber in, maar er is ook een sprankje hoop te bespeuren tussen alle somberheid. Hoop doet leven: “Leef en laten leven zeg ik altijd. Ik hoop dat dit hier ook op kan gaan”, laat Camstra weten.

Uiteindelijk blijkt er twee grote boemannen in het verhaal naar voren te komen en dat zijn de voormalige beheerders. Zweers voegt daarop nog wat toe aan het geheel: “Die Ron mogen ze wat mij betreft aan de hoogste boom in Anloo hangen.” Harm vult hem aan: “Hij heeft ons behandeld als het afvalputje van de maatschappij.” En ook Thea lijkt zich te kunnen vinden in de woorden van haar gesprekspartners: “Toen wij kwamen was het gewoon een nette camping, maar het is door hen in de loop der jaren helemaal afgegleden. Doodzonde.”