De Emslandkampen langs de Nederlandse grens

||
|| Foto: ||
de krant van tynaarlo

ZUIDLAREN – In afspraak met gepensioneerd docent geschiedenis Herre Steegenga is de afspraak gemaakt tijdens de lockdown om zijn tentoonstelling in stukken te vertellen in de Krant van Tynaarlo. Zijn tentoonstelling zou 75 jaar vrijheid vieren, maar dat bleek onmogelijk door de ongelukkige timing van de tweede golf van de pandemie. Deze week is het onderwerp ‘De Emslandkampen’, concentratiekampen vlak langs de Nederlandse grens tijdens de Tweede Wereldoorlog. Weinig mensen weten hier vanaf omdat de Duitse regering destijds erg haar best heeft gedaan om het bestaan ervan te verzwijgen. Uit schuld en uit schaamte. Gelukkig is dit niet hoe de wereld werkt en later kwam er uit een opdracht van een Duitse universiteit een onderzoek naar deze kampen.

Opdat wij niet vergeten



Steegenga vertelt: “In 1933 kwam Adolf Hitler aan de macht. Alle politieke partijen werden verboden. Er was maar één partij meer: de N.S.D.A.P. de partij van Hitler. Elk verzet en iedere oppositie werd met kracht onderdrukt. Daarvoor zorgden De Gestapo (geheime staatspolitie, de S.D.(Sicherheits Dienst) de S.A.(Sturm Abteilung) en de S.S.(Schutz Stafe). In 1933 liet Himmler, de beul van Hitler, het concentratiekamp Dachau inrichten en in twaalf jaar tijds zijn daar honderdduizenden mensen doodgemarteld. Daar zijn in de eerste jaren ook vele “goede” Duitsers omgekomen, die het niet eens waren met Hitler.”


“Na Dachau verrezen andere beruchte kampen o.a. Bergen-Belsen,Buchenwald, Mauthausen en Neuengamme met hun martelkamers, waar Nazi-geleerden mensen als proefdieren gebruikten, Auschwitz en Sobibor in Polen met hun gaskamers, waar miljoenen Joden zijn omgebracht. Namen als Auschwitz, Dachau en Sobibor zijn een begrip geworden. Maar vlak over de grens in Duitsland, ter hoogte van de provincies Drenthe en Groningen lagen vanaf 1933 tot het einde van de Tweede Wereldoorlog vijftien concentratie-,straf-en krijgsgevangenkampen ‘De Emslandkampen’.“


“De Emslandkampen waren bedoeld om de gevangenen als dwangarbeiders het veen te laten ontginnen. De bewaking werd in de meeste gevallen uitgevoerd door de S.A. en de S.S. Moord en mishandeling waren aan de orde van de dag. Er moesten ook taken verricht worden gericht op het breken van de geest, zoals loopgraven graven terwijl er tegen de hoofden van de gevangenen werd geschopt en vervolgens moesten dezelfde gevangenen de loopgraven weer dichtgooien.“


“In het kamp Neusustrum (kamp vijf) behandelde men de mensen ‘erger dan beesten’ zoals de beschuldiging in 1950 tegen de toenmalige kampleider luidde. De gevangenen moesten het zware werk in het veen zonder technische hulpmiddelen verrichten; ontwateringssloten graven, wegen en straten aanleggen en het veen afgraven. Ze maakten lange dagen en kregen weinig rust. Niet alleen in het veen, ook het leven in het kamp was barbaars. De gevangenen werden opgejaagd, gemarteld en door opgehitste honden gebeten tijdens het appèl of tijdens het exerceren. Alles werd hen afgenomen, tot het hemd aan toe. Niets mocht herinneren aan het privéleven in vrijheid. Voor de gevangenen werd het heel belangrijk om hun geestelijke bagage in hun hart te dragen, die kon niemand hen afnemen net als onderlinge trouwe vriendschap.”


 “Vanaf 1939 werd het Zuidelijke deel van de Emslandkampen gebruikt als krijgsgevangenkampen voor soldaten uit Polen, Frankrijk en Rusland. Vooral de Russen werden zeer slecht behandeld. De voedselvoorziening werd tot ver onder het bestaansminium verlaagd. Het waren toch maar Russen, die volgens de Nazi-leer tot een minderwaardig ras behoorden. Van de ruim 30.000 omgekomen gevangenen waren zeker 26.000 Russische krijgsgevangenen.”


“In de grensstreken werd de bevolking zeer direct geconfronteerd met de aanwezigheid van de concentratiekampen, omdat ze zo vlak bij de grens lagen. Niet alleen was een enkel kamp vanuit Nederland te zien, maar ook werden de gevangenen tot dicht bij of zelfs aan de grens te werk gesteld. ‘s Avonds kon je vlak over de grens de verlichting van concentratiekampen zien. Er ontsnapte nog al eens gevangenen. Voordat de oorlog begon werden deze gevangenen bij de Nederlandse grens opgevangen door onze douane en dan werden ze terug gestuurd. Duitsland was toen nog een ‘bevriende’ natie en die moest je tot vriend houden. Alleen de communistische organisatie ‘De Rode Hulp’ heeft altijd steunacties uitgevoerd om de vluchtelingen zo goed mogelijk te kunnen helpen.


“Enkele jaren geleden hebben wij, de leden van de Historische Vereniging Zuidlaren, een excursie gemaakt naar, wat er nog over is van, de kampen. Uitzonderingen hierop zijn de kampen van Versen (kamp negen) en Gross Hesepe (kamp elf). Verder worden de locaties niet aangegeven. Niets wijst op de bewogen geschiedenis van deze streek. Er zijn alleen maar borden die verwijzen naar de begraafplaatsen. Toch zijn er bij nadere bestudering van het landschap wel monumenten te vinden die beelden oproepen van die verschrikkelijke tijd. Zo zijn er restanten van een barak, die nu een andere functie heeft gekregen. Een voorraadkelder half onder de grond of stenen zuilen waaraan eens de toegangspoort bevestigd was.”


“Gelukkig is er het informatie-en documentatiecentrum in Papenburg waar alles nauwkeurig staat beschreven. Maar waarom weten wij zo weinig van deze kampen? Waarschijnlijk omdat de gruwelen van Auschwitz, Dachau en Sobibor na de oorlog overheersten. Misschien ook omdat het in eerste instantie werkkampen waren. Waarvan voor de oorlog beweerd werd dat er zware misdadigers gevangen zaten en geen tegenstanders van Nazi-Duitsland. Zeker is dat de bevolking in deze streek deze periode zo gauw mogelijk wilde vergeten en er niet over wilde praten.”


Meer informatie over deze kampen is te vinden in het boek ‘Gevangenen van het Veen’ van Pieter Albers. In het boek staan veel emotionele verhalen van grensbewoners en mensen die de kampen hebben overleefd.


Bron :”Gevangenen in het veen “ van Pieter Albers


||
||

UIT DE KRANT