‘Papa, dit is het mooiste wat ik ooit gezien heb’

Afbeelding
Foto: Johan Kamphuis
Sport

In de tijd dat mijn kinderen nog klein waren, keken we FC Groningen aanvankelijk via de TV. Gezellig op de bank. Mijn zoon had op school als zesjarig ventje voor Vaderdag een bordje gemaakt met daarop de tekst: ‘niet storen, wij kijken FC Groningen’. Er stond niet, ‘wij kijken voetbal’, nee ‘wij kijken FC Groningen’. Daar ging het om. De mannen in het groen/witte shirt in de Groene Kathedraal. Toen nog de ‘hel van het noorden’. Dochterlief getooid in een speciaal dames FC Groningen-shirt. Het bordje voor het raam, ook al was het avond. Dat maakte niet uit. Het ging om het idee. We kijken FC Groningen, dus niet storen.
Al uren van tevoren was er de wedstrijdspanning. Keken we of de opstelling al bekend was. Want uiteraard hadden we een mening over wie er moesten spelen en met de juiste mensen was de kans op een overwinning groter. Omdat de twee allerliefste mensjes van de hele wereld ook zelf al hadden gevoetbald, gingen de oogjes toch wel eens dicht tijdens een de wedstrijden die om 21.00 uur startten en dan moest ik beloven de eindstand op papier bij hun bedjes te leggen. Want ‘na een overwinning ga je toch anders de week in’, was de vaste uitspraak van zoonlief. Een uitspraak die voor het eerst zomaar spontaan uit de mond van een zesjarige kwam en inmiddels legendarisch is. Al is het alweer een tijdje geleden, na een overwinning is deze spreuk nog altijd springlevend.

En dan breekt de dag aan van het eerste bezoek aan de Euroborg. Een avondwedstrijd. VVV was de tegenstander. We moesten wel winnen, want deze eerste kennismaking mocht niet op een deceptie uitlopen. Vandaar geen Ajax of Feyenoord, maar een wedstrijd tegen VVV. Het stadion doemt op en dan lopen we langs ingang 1. Ineens is het daar: het felle licht, de tribunes, de mensen en warmlopende spelers. TV-beelden worden werkelijkheid. Eén van mijn kinderen blijft stokstijf, vol verbazing en ongeloof staan bij het zien van deze beelden. ‘Papa, dit is het mooiste wat ik ooit in mijn leven heb gezien.’ Onvergetelijke woorden.

Tien minuten voor tijd staan we nog altijd met 2-1 voor. Onze haren nat van de twee bierdouches. Zowel vanaf rechts als links liggen klamme handjes in mijn zweethanden. Samengeknepen billen. We zitten achter het FC doel wat steeds maar belegerd wordt, maar doelman Luciano trekt de overwinning over de streep. We vallen elkaar in de armen. Juichen, lachen en euforisch rijden we de donkerte in.

De laatste thuiswedstrijd. FC Groningen scoort tweemaal tegen Dordrecht 90. Het publiek juicht. Er is géén bierdouche. Het juichen is anders. Het is korter, minder intens. Het is bijna juichen omdat het moet. Mijn buren op de tribune hadden geen wedstrijdspanning, maar vroegen aan me of ik ook kwam om me weer 90 minuten te ergeren. Mensen vielen elkaar niet in de armen na een goal. Bij de tegendoelpunten was er gelatenheid. Nergens euforie. Mijn gedachten gingen terug naar die ene avond tegen VVV, keek om me heen en voelde me een beetje treurig worden. FC Groningen moet heel snel weer ergens voor gaan spelen. Gebrek aan spanning en gelatenheid zijn de doodsteek voor de club omdat die emoties de reden voor een kaartje zijn.

Het bordje ‘niet storen, wij kijken FC Groningen’ moet weer terug voor het raam. Want net zoals de liefde voor mijn kinderen onwankelbaar is en altijd blijft, mag er nog iets nooit verdwijnen: de magie van de Euroborg.

UIT DE KRANT