,,Als ik mijn arm weer kan gebruiken, dan ga ik de kunstacademie volgen”

Afbeelding
Cultuur

EELDE-PATERSWOLDE – Schilderen, beeldhouwen, installaties, kunstenares Linda Keuris (67) doet echt van alles. Bij elk werk of elke serie hoort tevens een zelfgeschreven gedicht. ,,Ik werk nogal chaotisch. De gedichten verbinden mijn werk met elkaar”, vertelt ze.

Kleintje Cultuur, Linda Keuris, kunstenares, Paterswolde



Toen Keuris 41 jaar was kreeg ze een herseninfarct, ze raakte aan één kant van haar lichaam verlamd en kon – tijdelijk – niet praten. ,,Ik dacht: als ik mijn arm weer kan gebruiken, dan ga ik de kunstacademie volgen”. Haar revalidatie duurde zo’n drie á vier jaar, waarna ze daad bij woord voegde en ze zich in 1998 aanmeldde bij de kunstopleiding van Minerva in Groningen. ,,In 2003 ben ik afgestudeerd en heb ik mij op het kunstenaarschap gestort. Mijn man heeft altijd veel gewerkt, de kinderen waren het huis uit, mijn man zei tegen me: ga nu maar lekker aan de slag”.


De kunst is Keuris met de paplepel ingegoten. ,,Ik kom uit een familie van kunstenaars. Mijn tweede vader, ik ben eigenlijk een bastaardkind (lacht), was ook kunstenaar”. Aanvankelijk krijgt haar leven een andere wending. ,,Ik trouwde op mijn negentiende met de man waarmee ik nog samen ben. We kregen vroeg kinderen en ik werkte eerst in de verpleging”, blikt ze terug op haar levensloop. Kunst geeft haar de vrijheid om zichzelf te zijn. ,,Ik ben mijn kunst en andersom. Als ik een poosje niets gemaakt heb, dan voel ik me niet happy. Ik moet iets maken”.


In haar atelier in Paterswolde op de eerste etage aan de achterkant van haar huis laat ze afbeeldingen van haar afstudeerproject ‘Zeugma’, een installatie, zien. ,,Het werk is geïnspireerd door mijn herseninfarct. Twee grote koppen staan ieder op een weegschaal. Het gezicht van de eerste kop ziet er verlamd uit met hangende wangen en mond, witte oogleden en dergelijke. Deze kop murmelt iets onverstaanbaars, zoals bij iemand met een herseninfarct. De normale kop vraagt: waarom praat je zo? Waarop de verlamde antwoordt: soms denk en praat ik nog steeds met het gedeelte in mijn hoofd waar niets meer is” Er is ook een ‘Zeugma 2’, dat ze eerder maakte dan deel 1. ,,Dat was een half verrotte hersencel in het groot. Van dat werk is niets meer over, het is in elkaar geflikkerd”.


Sinds 2007 staat er een installatie getiteld ‘Onderwijl’ van Keuris in het Martini Ziekenhuis in Groningen. Het bestaat uit een aantal koffers met een blote voet aan de onderkant gemonteerd. ,,Onderwijl gaat over bagage meedragen. Voor dit project heb ik 10.000 euro gewonnen om het te realiseren. Het staat er nog steeds, mogelijk moet het even worden afgestoft”, lacht ze.


Haar werk blijkt erg persoonlijk getint te zijn, waar ze liever niet al te veel over uitweidt. Dat persoonlijke wordt nog eens extra benadrukt door de gedichten die ze verbindt aan haar kunst. ,,Die gedichten geven betekenis aan mijn werk, zonder dat de kijkers direct hoeven te weten waarover het gaat. Die gedichten schrijf ik altijd zelf en ik houd me daarin niet aan bepaalde dichtregels. Het gedicht moet lopen en het gevoel moet goed zijn. Als jong meisje schreef ik al gedichten”.


Behalve installaties en schilderijen maakt ze ook beelden, hoofden voornamelijk, uit kleinere stenen. ,,Dan is beeldhouwen echt pielwerk, grote stenen moet je hakken. Ik vind het leuk om lekker te prutsen, dat werkt voor mij echt ontspannend. Ik zoek een geschikte steen uit waarin ik al een bepaalde vorm zie en begin gewoon met vijlen. Ik kijk wat erin zit en dat haal ik eruit”. ,,Kijk”, wijst ze naar een stenen kop ,,deze heeft een wratje op het gezicht. Dat zit er gewoon op en kun je niet weghalen, net zoals gewone mensen, zeg maar”.


Twee of drie keer per jaar exhibeert ze. ,,Ik moet gestimuleerd worden om na te denken wat ik ga doen”. Ze zou niet willen scheiden van haar huidige werkplek. ,,Ik zit hier mooi. Tijdens het werken slinger ik de radio aan, mijn man brengt koffie. Het is een rustige en inspirerende plek. Als ik hier weg moet, dan zou ik niet weten waar ik heen zou moeten gaan”.

UIT DE KRANT